E. (Evert) Pieters

Kunstschilder Evert Pieters is geboren te Amsterdam op 11 december 1856 en is overleden te Laren op 17 februari 1932. Naast schilder was hij tekenaar en etser.

Achtergrond Evert Pieters

Evert Pieters groeide samen met zijn vier zussen en twee broers op, op diverse adressen in Amsterdam. Het gezin had het niet breed. Na de lagere school moest Evert op 12-jarige leeftijd aan het werk.

Volgens het ‘Bevolkingsregister 1874-1893’ van Amsterdam staat Evert Pieters op 24 februari 1874 ingeschreven op het Kerkpad 69 te Amsterdam. Daar wordt hij voor het eerst vermeld met zijn beroep schilder. Op 4 mei 1876 tot 4 mei 1880 gaat hij in militaire dienst. In september 1877 wordt hij in het bevolkingsregister uitgeschreven met bestemming Den Haag.

In 1879 staat hij weer vermeld in het ‘Bevolkingsregister 1874-1893’ van Amsterdam op de Lijnbaansgracht 11. Op 17 december 1879 wordt Evert Pieters op dit adres uitgeschreven met bestemming Antwerpen.

In de leer

Op zijn negentiende gaat Evert naar Antwerpen om daar als leerling-decorateur een goed bestaan te kunnen opbouwen. Hij volgt daar de avondtekenklassen bij Charles Verlat (1824-1890) aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Antwerpen. In 1883 brengt hij het schilderij “Rusttijd van de houthakkers” in voor de Hollandse afdeling van de wereldtentoonstelling in Antwerpen. Met dit schilderij boekt kunstschilder Evert Pieters zijn eerste publieke succes.

In 1885 treedt Evert Pieters in de leer bij de Belgische landschap en marine schilder Theodoor Verstraete (1850-1907). Daarna wint hij in 1894 op de wereldtentoonstelling in Antwerpen de medaille tweede klasse met het schilderij “Korenveld in Vlaanderen”.

Op 15 oktober 1895 trouwt hij in Haarlem met Marie Eugenie van de Bossche. Vermoedelijk woont hij dan enige tijd in Haarlem. Daaropvolgend verblijven zij van 1896 – 1897 in Parijs en Barbizon. In 1896 wint Evert Pieters een gouden medaille op de Parijse salon.

Vervolgens vestigt Evert Pieters zich in 1897 in het dorp Blaricum. In 1898 wint hij een gouden medaille in Barcelona. Op voordracht van Jacob Maris (1837-1899) wordt Pieters uiteindelijk lid van de Haagse kunstenaarskring Pulchri Studio. In 1905 verhuist hij naar Katwijk aan Zee, waar hij veel strandgezichten heeft gemaakt. Zijn huis in Blaricum verkoopt hij aan kunstschilder August Johannes Le Gras (1864-1915).

Daarna woont en werkt hij vanaf 1909 wederom in Blaricum. In 1910 vertrekt hij samen met kunsthandelaar Herman Tersteeg door Amerika om zijn werk aan te prijzen. Zeven jaar later verhuist Evert Pieters naar Laren (Noord-Holland) waar hij tot zijn overlijden zal blijven wonen.

Zijn werk

Het oeuvre van Evert Pieters bestaat uit bloemstillevens, figuurvoorstellingen, genrevoorstellingen, havengezichten, interieurs, landschappen, naaktfiguren, marines, portretten, stadsgezichten, stillevens en strandgezichten. In Blaricum en Laren schilderde hij vooral boereninterieurs en boerderijerven met het daaraan verbonden buitenleven. Aanvankelijk donker en ingetogen qua kleur, maar na zijn medische bezoek aan Italië veel lichter en kleurrijker.

Zijn werk is wereldwijd verspreid onder kunstliefhebbers en hangt in diverse musea. Onder meer in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, het Frans Hals Museum Haarlem en het Stedelijk Museum Amsterdam.

Evert Pieters gaf les aan onder andere Bernardus Antonie van Beek (1875-1941) en Carel Lodewijk Dake (1886-1946). Hij was naast de Pulchri Studio te Den Haag ook lid van kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae (Arti, Amsterdam)